Het kasteel was de jonge vampier ontsnapt, met haar tot op de draad versleten en al miljoenen keer gemaakte trekkersrugzak rende Eve door de bossen, opzoek naar de ideale plek, naar een plaats waar ze haar visie zou kunnen neerzetten op maagdelijke blaadjes papier. Ze wilde liefst zo lang mogelijk bij het kasteel weg blijven, ze haatte et daar, ze haatte de witharige man die er steeds rondhing, de man met haar vaders ogen. Die minachtende ogen. Eve zag er net zo uit door zulke blikken, haar uiterlijk was een protest. Al lang geleden had ze haar lange lokken met een schaar van haar hoofd afgesneden, had ze haar huid doorboord met de kleine stukjes glanzend metaal.
Ze stopte, liet haar groene ogen over de onthulde omgeving gaan, een prachtig glanzend meer was voor haar opgedoemd. Ja hier zou ze kunnen tekenen. met een plof zette de paarsharige vampier zich in het gras, uit de rugzak haalde ze een potlood en een zwart, in eer gebonden, schetsboek. haar potlood vloog over het lege blad, vormde gelijdelijk aan vormen, dingen. ze tekende haar uitzicht perfect na. Eve lette niet meer op haar omgeving, ze was compleet verzonken in haar artistieke bezigheid, tekenen, schilderen, het was een uitvlucht, een weg naar de vrijheid....